Ontmoeting met een vorig leven (ongeveer het jaar 1600)
Op een middag moest ik John behandelen, hij had het zo benauwd. Tijdens het behandelen waren we alleen in de keuken. Ans, zijn vrouw, mijn man Jaap en mijn kinderen zaten in de kamer. Onder het behandelen kreeg ik het volgende visioen: ‘John sleurde mij mij mee over een veld. Toen ik goed keek, zag ik dat het op de hei was. Wij gingen samen een bos in en ik kreeg het gevoel dat het oorlog was. We werden achterna gezeten.’ Dat was ongeveer alles wat ik zag. Ik vertelde dit aan John. Hij werd er stil van. John vroeg wat voor een verhouding ik met hem op dat moment had. Voor mij was het een stel die verliefd was. Ik heb het hierbij gelaten. John is dit soort zaken nog niet zo gewend. Aan zijn vrouw Ans heb ik het ook verteld. Zij vond het heel interessant. Na ongeveer 6 weken moest John weer behandeld worden. Hij was weer zo benauwd. Wij gingen naar boven naar mijn behandelkamer. Ans ging ook mee, al voelde zij dat ze beter maar niet mee kon gaan. John drong erop aan dat ze mee ging. De ruimte zat vol: 2 honden, John, Ans en ik. Ik ging achter hem staan en voelde direct dat hij gesloten was. Ik kreeg er geen energie in. John werd boos op zichzelf omdat ik geen vat op hem kreeg. Ans vroeg weer: ‘Moet ik naar beneden gaan?’ John wilde dit liever niet. Op een gegeven moment voelde ik dat het om mij ging. De liefde die hij voor mij voelde wilde hij niet kwijt. Ik ben op mijn kruk naast hem gaan zitten en heb gevraagd wat hem dwars zat. Volgens hem niets. Ik heb er bij hem op aangedrongen dat hij zijn gevoel niet moet verstoppen maar moet toegeven aan wat hij voelt. Op een gegeven moment viel mijn ketting die ik om had, zomaar van mijn hals af. De sluiting was open en de steen hing er nog aan. Dat was voor mij een teken dat ik met mijn pendel verder moest vragen. Dat heb ik gedaan. Voordat mijn ketting van mijn hals viel zag John ook de beelden dat hij mij over de hei sleurde. Hij wou wel meer zien maar er was niets. Toen heb ik het geprobeerd met behulp van de ketting. Ik heb gevraagd of John mij vermoord heeft of dat ik dood ben gegaan om wat voor reden dan ook. De pendel gaf aan dat ik dood ben gegaan. Toen ineens zag ik dat ik in een gat viel. Een gat met puntige stokken die rechtop stonden. Ik viel achterover in dat gat. Toen ik dat zei, voelde ik gelijk pijn in mijn buik, nek en rug. Werd misselijk en ontzettend boos. Vooral op John want die had mij in dat gat laten vallen. Natuurlijk niet expres. John kreeg een kleur en voelde zich diep ongelukkig. Ik werd zo boos op John, ik kon hem wel slaan en nog meer lelijke dingen aandoen. Het werd mij teveel en ben naar beneden gegaan om even tot mezelf te komen. Heb wat gedronken en mijn handen afgespoeld. Toch moest ik weer naar boven want John en Ans zaten nog in mijn behandelkamertje. John zat geestelijk stuk en ik had erg met hem te doen. Hij had tijd nodig om dit allemaal te verwerken. Hij zag steeds het visioen van wat er gebeurd was. Wij hebben hier toen samen positieve energie omheen gezet. Het werd daarna ook rustiger en John kon het beter aan. John snapte niet waar hij was gebleven na mijn val. Ik zag dat hij hard wegliep tussen de bomen. Ik had het gevoel dat ik niet meer ging zien als deze informatie en dat we zo niet verder gingen komen. John is als eerste naar beneden gegaan. In de tussentijd hebben Ans en ik wat gepraat. Vervolgens kwam John ons halen want er was bezoek beneden. Nog onder de indruk en moe ging ik met Ans naar beneden.
De volgende dag, het was zaterdagochtend, ging ik naar de markt in Apeldoorn om boodschappen te doen. Mijn vriendin Sandra ging met mij mee. Sandra vindt het fijn om met mij samen in de auto te rijden. De energie van ons samen voelt goed aan. Opeens vroeg Sandra: ‘Waar denk je aan? Je bent zo stil.’ Ik vertelde dat John en ik beelden hebben gezien van het verleden. Dat John mij wat had aangedaan. Toen zag Sandra dat ik een lichtblauwe jurk aan had. Een lange, wijde jurk en dat John mij meesleurde. Sandra zag dat ik in een soort val viel, een val met scherpe punten. John liep hard weg en begon na te denken over wat hij moest doen. Vervolgens liep John hard terug en liet zich vervolgens ook in dat gat vallen. Toen was voor mij het verhaal compleet. Dat was het! Wat Sandra zag, konden wij niet zien omdat wij toen dood waren. Ik voelde mij erg opgelucht en blij met Sandra dat zij ook op mijn manier kon ‘zien’. Thuis gekomen van de markt heb ik direct John gebeld om de vertellen wat Sandra had gezien. Hij kreeg het warm en was opgelucht.
Na ongeveer 5 weken ben ik op een dinsdag naar Ans en John gegaan om samen met John naar de plek in Epe te gaan waar hij bijna van de weg was geraakt. Toen we in de buurt kwamen kreeg John een kleur en werd benauwd. Ik werd nerveus en voelde ineens een enorme spanning. John dacht op een gegeven moment: ‘Hier moet het gebeurd zijn!’ Het landschap klopte; op de voorgrond heide met daarachter bos. Ik voelde dat het niet op deze plek was gebeurd maar dat we daar wel geweest waren. Een stukje verderop zag ik berkenbomen voor het bos staan. ‘Daar is het!’ zei ik. ‘Ik voel het!’ We hebben geprobeerd daar met de auto te komen via een zandweg die naar die plek leidde. Op dat moment waren er militairen aan het oefenen met jeeps en rupsvoertuigen waardoor wij eerst dachten: ‘Daar mogen we vast niet komen.’ Maar gelukkig zagen we een bordje met een P erop staan. Daar hebben wij toen de auto geparkeerd en zijn uitgestapt. John verloor de controle over zijn benen en werd gespannen. Al strompelend liepen wij om ons heen te kijken. We liepen samen naar de 3 berken en toen we er bijna waren zagen wij een rond gat van ongeveer 10 meter doorsnee. Rondom dat gat stonden oude en afgebroken paaltjes. Daar, rondom dat gat, zijn we samen gaan zitten. John zag allemaal mensen door elkaar heen lopen. De meesten waren vrouwen en kinderen, ze waren angstig en verward. Ik zag hetzelfde. Na langer gekeken te hebben zag ik wat voor een soort gebouw op deze plek had gestaan. Het was een soort ronde hut met latten als dak. De zijwanden waren palen, een soort schuilplaats. Wij zelf hadden niet het idee dat dit uit dezelfde tijd afkomstig was als waar we naar op zoek waren. Al pratende liepen wij terug het bos in. De angst werd steeds sterker. Ik bleef staan en zei: “Daar is het gebeurd!”. John en ik liepen er samen heen met knikkende knieën. We twijfelden vanwege dit sterke gevoel en besloten terug te lopen. John kreeg een lichter gevoel in zijn benen maar dat voelde ook niet goed. Toch maar weer terug. John z’n benen werden steeds zwaarder. Toen zagen we de vorm van een gat. Het was geen diep gat maar je kon zien dat daar ooit een gat was geweest. Deze was door de jaren heen dichtgeslibd met aarde en boomafval. Samen stonden wij naar deze plek te kijken. John zag dat ik, toen in die tijd, eruit kwam zweven en werd wat emotioneel. We hebben samen geprobeerd om er positieve energie omheen te zetten. Op een gegeven ogenblik werden wij wat rustiger. We keken naar het pad wat tussen de bomen door liep. We besloten om er samen eens over heen te lopen en te kijken wat we zouden voelen. Het lopen werd zwaar, vooral voor John. Zijn benen werden alsmaar zwaarder. We kwamen op een punt dat we dachten; verder hoeven wij niet. We draaiden ons om en keken naar de plek waar dat bewuste gat was. Het liep wat omhoog. John werd naar mijn gevoel steeds witter en angstiger. John liep terug en ik bleef staan. Ik voelde dat John dit stukje alleen moest doen. John riep: ‘Ik krijg en gevoel dat ik hard moet lopen’ en ging harder lopen. Ik ben hem achterna gelopen en bij het bewuste gat aangekomen kreeg John het gevoel dat hij in dat gat moest springen. Vervolgens zag hij zichzelf het gat uitkomen. Daarna bespraken we alles wat we gezien en meegemaakt hadden en zijn samen nog een keer over het pad gelopen. We voelden ons bijna goed. De rust was wat terug gekeerd. We zijn op een picknickbank gaan zitten en hebben nog wat over de natuur gepraat, hoe mooi het er was en wat er allemaal gebeurd was. De autorit naar huis verliep rustig en stil. Thuis aangekomen had Ans de tafel gedekt met allemaal lekkere dingen. Zij wist dat wij eraan kwamen want dat voelde ze. Ans was benieuwd naar hoe het gegaan was en dat hebben wij zo goed als mogelijk geprobeerd uit te leggen. Toch is dat moeilijk want je gevoel kun je moeilijk beschrijven. Ongeveer anderhalf uur later ben ik naar huis gegaan. Onderweg moet je natuurlijk op het verkeer letten, maar toch zit je met je gedachten bij hetgeen allemaal gebeurd is. In de auto kan ik altijd goed nadenken want dan roept niemand je en zit niemand aan je te trekken. Thuis aangekomen voelde ik me voldaan. De post lag op de kast en er zat een hele mooie kaart bij met een prachtige tekst. Dat was voor mij het teken dat het goed was wat er vandaag allemaal gebeurde.
Twee dagen later droomde ik s’nachts het volgende:
‘Ik werd opgehaald door mensen die op dat moment de baas waren over het leven. Ik wou nog niet want ik moest nog wat afmaken. Ik ben naar John gevlucht en heb om hulp gevraagd. John wilde mij wel voor een poosje verstoppen. John was op dat moment in een kamer dat eruit zag als zijn kantoor. Ik kreeg geestelijk het gevoel van totale bescherming. Een warm gevoel.’
Ik werd wakker en ik voelde dat ik John alles had vergeven wat hij mij destijds had aangedaan. Toen was voor mij alles weer goed; niet meer boos op John.